The Dead South is een vierkoppige groep uit Regina - Saskatchewan - Canada. Zij zijn vooral bekend geworden door hun grote hit “In Hell I'll Be Good Company” (meer dan 117 miljoen views) dat op “Good Company” uit 2014 stond. The Dead South brengt een mix van bluegrass en folk met een punkattitude.
Er is een niet aangekondigde openingsact voorzien in de persoon van Danny Olliver. Deze jonge Canadese songsmid uit Saskatchewan treedt solo op enkel gewapend met een akoestische gitaar. Hij polst of er een Hannah in de zaal is alvorens hij opent met het intimistische “For Hannah”. Hij heeft blijkbaar iets met songtitels over vrouwen want hij gaat verder met een aangrijpend “Josephine”. Hij is een bovengemiddelde gitarist met een indrukwekkende fingerpickingstijl zoals hij aantoont in “Wind”. De afstanden in Canada zijn van een andere orde dan hier, “Dead End Road” gaat over de grote afstanden die hij dient af te leggen tijdens het toeren in zijn thuisland. Hij sluit af met “Untitled”, een instrumentaal nummer dat na tien jaar nog steeds evolueert. Het is een aangename kennismaking met dit Canadees talent die een aangename zangstem combineert met geweldig gitaarspel. De support act is Matthew Logan Vasquez uit Austin - Texas. Hij heeft een verleden in de indierockgroep Delta Spirit en bracht zijn solodebuut “Solicitor Returns” uit in 2016. Opvolger “Does What He Wants” kwam al in 2017 uit. In februari dit jaar verscheen “Light'n Up” dat werd opgenomen in Austin maar uiteindelijk werd afgewerkt in Oslo - Noorwegen, zijn nieuwe thuisbasis. Hij opent solo op zijn Epiphone gitaar de traag opgebouwde song “Austin” (een ingekorte versie van een nummer dat volgens Matthew normaal een half uur duurt), even later voegen een drummer en bassist zich bij hem. Vanaf dan zal het een stevige rockset worden met prijsbeesten zoals het pittige “Trailer Park”, het lekker in het gehoor liggende “Ghostwriters”, het funky “Red Fish” en het poppy “Blue Eyes” (nummer van Middle Brother - supergroep van Vasquez met o.a. Taylor Goldsmith van Dawes). Hij brengt in totaal acht vooral stevige rocksongs en het is een meer dan geslaagd optreden van deze Amerikaanse rasartiest. Het concert van The Dead South in De Casino is al lang hopeloos uitverkocht. Voor deze “The Bastard Son Tour” is origineel groepslid Colton Crawford (banjo en kickdrum) terug van de partij, nadat hij bij een vorig concert in België in 2017 vervangen werd door Eliza Mary Doyle. Bandleider Nate Hilts (zang, gitaar en mandoline), Scott Pringle (zang, gitaar en mandoline) en Danny Kenyon (zang en cello) zijn de andere groepsleden. De groep doet moeite om het podium aan te kleden : voor de microfoons van de groepsleden zijn gloeilampen geposteerd, op de achtergrond is een scherm te zien en de belichting tijdens het concert is uitgekiend. Ook aan hun kleding is aandacht besteed, het lijkt alsof ze net uit een western zijn gestapt. Het begint heel intimistisch met “The Recap” dat even later, net als het publiek, losbarst. De sfeer zit er van meet af aan goed in, de aanwezigen zijn duidelijk gekomen om zich uit te leven. In het begin van de set wordt een greep gedaan uit de twee laatste platen “Good Company” (2014) en “Illusion & Doubt” (2016). Dit jaar verschijnt een nieuw album waaruit ze vanavond al enkele previews geven. “The Snake Man” is zo één van de nieuwe nummers, zo te horen is er niet veel aan de succesformule veranderd. De leadzang wordt vooral verzorgd door Nate Hilts (ruige, raspende stem) en in iets mindere mate door Scott Pringle (poppy stem) maar ook af en toe zal Danny Kenyon (soulvolle stem) de leadzang voor zijn rekening nemen. Dit zorgt voor een goede afwisseling. De bandleden zorgen ook regelmatig voor tweede stem of zingen samen in harmonie. De groep is duidelijk goed op elkaar ingespeeld want regelmatig wordt een song stilgelegd alvorens even later terug los de barsten, dit verloopt allemaal rimpeloos. De nummers handelen over het harde buitenleven, liefdesperikelen en drankmisbruik. Ter illustratie laten de groepsleden af en toe de whiskyfles rondgaan. Live klinken The Dead South energieker en opwindender dan op plaat. Het zal wachten zijn op een live album om de sfeer van de concerten te vatten. Het valt me wel op dat de rauwe rasp van Nate Hilts vanavond niet erg krachtig klinkt, misschien dat de vermoeidheid van het toeren meespeelt. De banjo van Colton Crawford is heel bepalend voor het groepsgeluid en zorgt voor de meeste opwinding. Danny Kenyon speelt bijna de hele set met een glimlach op zijn lippen, hoe hij zijn cello als een basgitaar bespeelt, is indrukwekkend. Wanneer hij de cello met een strijkstok bewerkt, zorgt dit voor een meer countryachtig geluid. Zoals te verwachten was, gaat het dak er bijna af als ze “In Hell I'll Be Good Company” inzetten. De fluitintro van Danny is knap, de andere groepsleden knippen met de vingers terwijl ze een dansje doen. Het publiek doet zijn duit in het zakje door mee te zingen. Ook tijdens o.a. “The Dead South” en “The Bastard Son” laat het publiek zich gelden. Na ongeveer anderhalf uur sluiten ze de reguliere set af met “Honey You”. Het is even aandringen voor ze terugkomen voor twee bisnummers : het heel opzwepende “Banjo Odyssee” met een fantastische - euh - banjopartij van Colton en als ultieme afsluiter “Travellin' Man”. Danny Olliver is ondertussen de groepsleden uitgebreid komen voorstellen. Het publiek heeft een leuke avond beleefd in De Casino, muzikaal wordt er op hoog niveau gemusiceerd. Af en toe treedt er wel een zekere eenvormigheid op waardoor de aandacht even verslapt maar dit is detailkritiek. Samen met de twee voorprogramma's kan je niet anders dan spreken van een geslaagde concertavond. Een organisator die nog een opwindende act zoekt voor zijn (zomer)festival is met The Dead South aan het juiste adres. Lou van Bergen Foto's JiVe Setlist : The Recap / Dead Man's Isle / Every Man Needs A Chew / Boots / The Good Lord / The Snake Man / The Dirty Juice / Miss Mary / Time For Crawlin' / Black Lung / That Bastard Son / Diamond Ring / The Dead South / Manly Way / In Hell I'll Be Good Company / Deep When The River's High / Honey You // Banjo Odyssee / Travellin' Man
0 Reacties
Peter Broderick is een Amerikaanse multi-instrumentalist en zanger die momenteel in Ierland woont. Naast de vele samenwerkingen met goed volk als M. Ward, Laura Gibson, Dolorean, Efterklang, Nils Frahm, Greg Haines en Chantal Acda, wordt Broderick ook geprezen voor zijn solomateriaal. Dat bestaat voornamelijk uit spaarzame klassieke composities, in de huiskamer opgenomen folk en opnames met piano en stem. De muzikale duizendpoot experimenteert voortdurend met verschillende muzikale genres en heeft zo naam gemaakt als één van de boeiendste artiesten in het hedendaagse muzieklandschap.
Zijn laatste album All Together Again is een compilatie van onuitgegeven werk en is verschenen bij Erased Tapes, het befaamde platenlabel waar muzikale zielsverwanten als Nils Frahm en Olafur Arnalds onderdak hebben. Zangeres Aziza Brahim Maichan (° 9/6/1976) komt uit de Westelijke Sahara, een land dat gedeeltelijk door Marokko is geannexeerd. Ze werd geboren en woonde lange tijd in een vluchtelingenkamp tussen Algerije en de Westelijke Sahara samen met andere onderdrukten van het Sahrawi-volk. Ze voert als activiste en woordvoerster een strijd voor deze vervolgde Sahrawi bevolking. Momenteel woont ze in Barcelona nadat ze ook een tijd in Cuba verbleef om te studeren. Ze zingt over rechtvaardigheid, hoop en vrijheid. Aziza Brahim en haar bandleden combineren woestijnblues en folk met traditionele Afrikaanse, Cubaanse en Spaanse flamenco invloeden. Aziza zingt en bespeelt de tabal, een traditionele trommel uit de Sahrawi-cultuur. Haar doorbraakalbum “Soutak” verscheen in 2014 op het Glitterbeat Label van Chris Eckman, die ook als producer optrad. Het was meteen een schot in de roos want de plaat stond een tijd op nummer 1 van de World Music Charts Europe. Kort daarop speelde ze in het prestigieuze Later...with Jools Holland. In 2016 verscheen opvolger “Abbar El Hamada”.
Aziza (zang, percussie) wordt vergezeld van José Mendoza Garcia (gitaar), Guillem Aguilar Nolis (bas) en Aleix Tobias Sabater (percussie, drums). Ze opent met het melodieuze midtempo “Soutak”, het titelnummer van haar plaat die verscheen in 2014. Meteen valt de zoetgevooisde stem van Aziza op. Voor ze “Buscando La Paz” inzet geeft ze wat duiding over de song in het Spaans. Dit zal ze overigens ook de rest van de avond doen en voor mensen die het Spaans niet machtig zijn is het natuurlijk niet zo evident om te begrijpen wat ze zegt. Ik versta voldoende van de taal om te begrijpen dat het over het zoeken naar vrede gaat. Het met woestijnblues geïnjecteerde “Los Muros” gaat over de vrije meningsuiting en het optrekken van muren. Aziza speelt voor het eerst percussie tijdens dit nummer. “La Cordillera Negra” gaat over het vluchtelingenprobleem dat haar begrijpelijk na aan het hart ligt. Het wordt opgefleurd door een pittige drumsolo. “Julud” is een hommage aan haar moeder die haar alleen diende op te voeden; haar vader heeft ze nooit gekend want die sneuvelde in het gewelddadige conflict waar haar bevolkingsgroep mee te maken had. Het is bij uitbreiding echter een lied dat ze opdraagt aan alle vrouwen. Onnodig te zeggen dat Aziza een strijdbare, geëngageerde vrouw is. “Calles De Dajla” is een lekker rockend nummer met een pittige gitaarsolo, “Aradana” wordt gebracht met enkel percussie van Aziza en drums van Aleix Tobias Sabater. We gaan dan stilaan naar het einde van de set met het fantastische titelnummer van haar laatste plaat “Abbar El Hamada” (2016) en “Intifada” dat handelt over de reeds 33 jaar durende strijd van haar nomadenvolk. Tijdens deze song stelt ze haar uitstekende muzikanten voor die elk een kort moment in de spotlights krijgen. Ze komt echter nog terug voor enkele bisnummers : eerst een enkel met tamboerijn en percussie gebrachte song, terug in volledige bezetting brengen ze “Gdeim Izik” en tot slot brengt Aziza solo nog een nummer met enkel zang en percussie terwijl de drie begeleiders op de achtergrond toekijken. Na ongeveer anderhalf uur zit het concert erop. Ze wordt wel eens vergeleken met Tinariwen en Bombino maar deze vergelijking gaat slechts deels op. Haar muziek is melodieuzer en minder repetitief, het gitaargeluid heeft wel de typische woestijnbluesklanken. Aziza weet moeiteloos de volledige set te boeien. De muzikanten die haar begeleiden zijn van topniveau met toch wel een extra vermelding voor de drummer die werkelijk fenomenaal is, hij slaagt er zelfs in het geluid van een ruisende zee perfect na te bootsen. Aziza Brahim heeft de aanwezigen in de goed gevulde Handelsbeurs een meer dan geslaagde avond bezorgd. Lou van Bergen Foto's JiVe “I need to soak up some energy from a live show” riep Leyla McCalla ons toe vanaf het podium van een goed gevuld AB Theater. Ze had gans de nacht de wacht gehouden in het ziekenhuis in Turnhout bij één van haar tweelingkindjes dat ziek geworden was na haar passage daar in De Warande. Alles goed afgelopen en het was een gelukkige Leyla die blij was haar muziek te mogen delen met een aandachtig en enthousiast AB publiek. Ze voelt zich eigenlijk nog te jong om volwassen te worden en als moeder van drie kinderen te fungeren vertelde McCalla ons. Zoiets overkomt je nu eenmaal en haar moederliefde is groot, maar het is moeilijk kiezen tussen gezin en haar geëngageerde, muzikale passie. De uit Haïtiaanse ouders geboren Leyla McCalla voelt zich naar eigen zeggen geen protestzanger, maar wil enkel sociale en menselijke wantoestanden aanklagen in haar songs, zo een discussie openen en mensen tot nadenken aanzetten. Haar sociaal medeleven zit in haar genen met Haïtiaanse ouders die immigreerden in New York en een vader die opkwam voor de rechten van de Haïtiaanse vluchtelingen en een moeder die met haar organisatie Dwa Fanm vocht tegen huishoudelijk geweld. Vandaag woont ze met haar gezin in New Orleans en door haar afkomst kan ze zich des te beter inleven in de hedendaagse problemen rond racisme, armoede of migratieproblematiek. De titel van haar nieuwste album “Capitalist Blues” laat dan ook niets aan de verbeelding over. Leyla is een klassiek geschoolde celliste, die zowel in het Engels, Frans als het Creools zingt. Voor “Capitalist Blues” zette ze echter haar cello opzij en koos voor banjo en elektrische gitaar om haar boodschap kracht bij te zetten. Wie denkt aan Haïti krijgt al dadelijk een beeld voor ogen van zonovergoten, parelwitte stranden waar je in de schaduw van een palmboom en de hartverwarmende calypso sound van Harry Belafonte heerlijk kan wegdromen, nippend aan een Barbancourt cocktail. Leyla Mccalla’s muziek gaat echter veel dieper en gevarieerder in een mix van folk, delta blues, gospel, cajun met Creoolse en Afrikaanse accenten. De bluesy opener en titelsong van haar album “Capitalist Blues” neemt je al dadelijk mee naar de straten van New Orleans op een zonnige dag tijdens de Mardi Gras parade. Haar plukkende banjo, de heerlijk gitaarnoten van Dave Hammer, de roffelende snaredrum van Shawn Myers en de diepe basnoten van de staande bas van Pete Olynciw laten de ontbrekende blazers snel vergeten en leggen het accent meer naar de droeve tekst over de grote tegenstelling tussen armoede en rijkdom. Het optreden lijkt wel een muzikale en polyglotte wereldreis. Het heerlijke uptempo en op banjo gestrumde “Manman Mwen” straalt met zijn Creoolse zinnen levendig de warme moederliefde uit, het met slidegitaar doorkruiste “Mize Pa Dous” laat je heupwiegend over Haïtiaanse stranden dwalen en het vrolijke “Lavi Vye Neg” loopt over van Afrikaanse levensvreugde, nog versterkt door het uniek, single-note gitaarspel van Hammer. Het helende en rustgevende “Fey Yo” voert ons dan weer terug naar de genezende voodoo cultus van Haïti en zorgt voor een warm meezing moment. Ook op cello weet Leyla iedereen te beroeren, zowel tokkelend in het in tristesse badende “Salongadou” als dreunend in het donkere, mysterieuze “Girl”, dat een ware begrafenisstemming meekrijgt. Leyla is een boeiende verteller en weet haar engagement in de songs goed te duiden. Zo krijgt de soulvolle trage blues “Heavy As Lead” een heel andere, letterlijke betekenis wanneer je hoort dat haar kinderen een veel te hoog loodgehalte in het bloed hadden door de dikke lagen oude verf die haar houten huis sierden. In het dreigend klinkende “Aleppo” met drammende drums en bas en een scheurgitaar die je ziel uit je lijf rukt hoor je bijna letterlijk de bommen inslaan en was ze dermate geschokt door de afgrijselijke beelden die op Facebook circuleerden, dat ze tot tranen toe bewogen was door deze hartverscheurende en desastreuze oorlogstoestanden. Het aangrijpend gezongen “Day For The Hunter, Day For The Pray” klinkt dan weer opgewekt en hoopvol ondanks zijn schrijnend actueel vluchtelingenthema dat destijds de Haïtiaanse vluchtelingen ook teisterde. Wanneer Leyla de avond dansend afsluit met de funky, Afro maar ook Oriëntaals klinkende nieuwkomer “Le Bal Est Fini” hebben we zonder het ons te beseffen een hoop levenslessen meegekregen. Het zijn artiesten zoals Leyla McCalla die met hun muzikale boodschap de mensen tot nadenken stemmen en het onrecht aanklagen met hoop op een betere wereld. Hopelijk draagt ze bij tot één van haar dromen, a “Changing Tide” en volgen velen haar voorbeeld. Yvo Zels |
JiVeTwo passions, Archives
Maart 2020
Categories |